dinsdag 24 november 2015

De vrouwtjes zijn op

Ik had eens een doos LEGO-sleutelhangers uit China besteld. Nou ja, nép-LEGO natuurlijk. Het waren superhelden: Spiderman, Hulk, Captain America en nog veel meer. Die voorraad was handig, want elke keer dat de kinderen een feestje van iemand hadden, kochten we een cadeautje en dan deden we er ook zo'n sleutelhanger bij.
     Nu hielden Ingeborg en Tijmen samen een feestje, waar onze zoon voor uitgenodigd was, dus ik legde alvast twee sleutelhangers klaar op de keukentafel. Mijn vrouw regelde de rest.
     'Deze zijn voor Ingeborg en Tijmen?' vroeg ze, en ze hield Thor en Ant-Man omhoog.
     Ik knikte.
     'Maar welke is dan voor Ingeborg en welke voor Tijmen?'
     'Dat maakt toch niks uit?' zei ik.
     Mijn vrouw keek van Thor naar Ant-Man en weer terug en toen snapte ik wat ze bedoelde.
     'De vrouwtjes zijn op,' legde ik uit. 'Elke keer dat er een meisje jarig is, krijgt dat meisje een Superwoman, maar na een tijdje ben je wel door je Superwomans heen, natuurlijk.'
     Mijn vrouw twijfelde nog steeds. 'Heb je voor Ingeborg dan niet een aantrekkelijke man?'
     'Aantrekkelijk?' vroeg ik verbaasd. 'Sinds wanneer mogen meisjes alleen in aanraking komen met aantrekkelijke mannen? Wat voor boodschap geef je ze dan mee? En bovendien: ik had toch Thor klaargelegd? Veel aantrekkelijker dan dat wordt het niet.'
     Mijn vrouw legde Thor en Ant-Man weer op de keukentafel en ging verder met haar bezigheden. Misschien vond ze dat ik gelijk had en was Thor aantrekkelijk genoeg voor Ingeborg. Of misschien besefte ze plotseling dat we het al twee minuten over LEGO-poppetjes hadden.

maandag 5 oktober 2015

Hij was niet plat

Het bovenbuurmeisje, dat wel eens op onze kinderen past, belde aan en ik deed open. Ze keek langs me heen de gang in.
     "Hoi," zei ze. "Slapen de kinderen al?"
     "Ja, die slapen al," zei ik. Het was negen uur 's avonds.
     "Eén van jullie katten is doodgereden," zei ze.
     Het duurde even voordat ik het verband had gelegd tussen slapende kinderen en doodgereden katten, maar het kwartje viel. Het was een meedenkende oppas.
     Ik liep mee naar het plaats delict en het was inderdaad geen prettig gezicht. Iemand had wat plastic over Harry gelegd om het tafereel te verbergen, maar goed, ik moest hem toch even identificeren en tilde het plastic op. Onze kat droeg zijn oogbollen altijd ín zijn kassen, maar voor de rest leek het inderdaad sprekend op Harry.
     "Ja, dat is 'm," moest ik toegeven. Ik legde het plastic weer over hem heen. De omstanders keken me heel meelevend aan.
     Een jongeman en een jongedame stapten naar voren en gaven me een hand.
     "Wij hebben hem aangereden," zei de jongen.
     "Het spijt ons verschrikkelijk," zei het meisje.
     En zo zag het er ook uit. Ze keken allebei erg ontdaan. Het sierde hen dat ze er nog bij stonden. Ze zeiden dat ze kattenliefhebbers waren en zelf ook een kat hadden. En dat het hen verschrikkelijk leek als je kat werd doodgereden. En ze zeiden nog eens hoezeer het hen speet. Ze zagen er zo ontdaan uit dat ik een paar troostende woorden wilde zeggen.
     "Jullie konden er niks aan doen," zei ik. En ook: "We hebben er thuis nog één." Maar dat laatste klonk eigenlijk helemáál niet zoals ik het bedoeld had.
     De dierenambulance kwam om hem op te halen. Ze vroegen of ik hem wilde laten cremeren of gewoon vernietigen. En of ik met mijn gezin nog langs wilde komen om afscheid van hem te nemen.
     "Natuurlijk fatsoeneren we hem dan," zei hij er snel achteraan, "zodat hij toonbaar is." De oogbollen van Harry waren hem niet ontgaan.
     Ik dacht er even over na en besloot dat ze hem mochten vernietigen en dat afscheid nemen niet nodig was. Ik zei dat we het morgen aan de kinderen zouden vertellen en dat een oranje kattenlijkje het niet per se gemakkelijker zou maken. Hoe zacht dan ook.
     De man van de dierenambulance vertelde dat er kosten verbonden waren aan hun aanwezigheid. Zesendertig euro voor het rijden en tien euro voor de vernietiging. De jongeman die Harry had doodgereden zei meteen dat hij dat ging betalen, wat hem nog meer sierde.
     "Bedankt," zei ik tegen hem. Maar ik was bang dat het misschien spottend had geklonken en daarom zei ik ter verduidelijking: "Niet voor het doodrijden, hoor. Maar voor het betalen."
     Het viel niet mee om de juiste woorden te vinden, zeker niet met al die omstanders die je de hele tijd meelevend aankeken.
     Na een tijdje was iedereen vertrokken. Omstanders weg, dierenambulance weg en Harry weg. Het stel en ik stonden op een lege straat. We gaven elkaar nog maar eens een hand en ze zeiden nog een keer hoe verschrikkelijk het hen speet. Ik zei nog maar eens dat ze er niks aan konden doen en liep toen naar binnen.

De volgende dag vertelde ik het slechte nieuws aan Morten en Wende. Niet meteen 's ochtends, maar na schooltijd. Ik zette wat roosvicee op tafel klaar en ieder een koekje. Toen ze rustig zaten zei ik: "Ik heb verdrietig nieuws. Harry is dood. Hij is gisteravond aangereden door een auto."
     Je moet er geen doekjes om winden - dat had ik ergens geleerd.
     "Hoe weet je dat?" vroeg Morten.
     Ik vertelde het verhaal vanaf het moment dat het bovenbuurmeisje aanbelde.
     "Hoe wist je dat het Harry was?" vroeg hij.
     "Dat zag ik," zei ik.
     "Was hij oranje en plat?"
     "Nee, hij was niet plat. Maar wel oranje. Het was echt Harry."
     Morten liet het nieuws even op zich inwerken. Ik had ingeschat dat hij er niet helemaal kapot van zou zijn en mijn vermoeden werd bevestigd.
     "Gelukkig hebben we er nog eentje over," zei hij. En: "Ik zou nu niet graag Harry willen zijn."
     Ik had ook ingeschat dat Wende het misschien niet in één keer zou snappen. Ook dat had ik goed.
     "Waar is Harry?" vroeg ze opgewekt.
     Ik legde het nog een keer uit en daarna nog een keer. Morten en Wende lieten het ieder op hun eigen manier en in hun eigen tempo op zich inwerken.
     "Mogen we nog een koekje?" vroeg Morten na een tijdje.
     "Ja, dat is goed," zei ik. "Maar willen jullie nog iets over Harry weten? Of willen jullie nog iets zeggen?"
     Morten schudde zijn hoofd.
     "Wil jij nog iets zeggen, Wende?"
     Wende keek me niet-begrijpend aan.
     "Sorry," zei ze.
     Het viel haar ook niet mee de juiste woorden te vinden.

zondag 17 augustus 2014

Tien over twee

Het was zondag en mijn vader was jarig, hij werd 66. De hele familie was er. We dronken koffie en we praatten over bruiloften, hypotheken en de vakantie.
    Opeens deed mijn vader de televisie aan.
    "Wat doe je?" vroeg mijn moeder. "Waarom doe je nú de televisie aan?"
    "Het is tien over twee," zijn mijn vader, alsof dat alles verklaarde. En toen hij onze vragende gezichten zag: "Buurman en Buurman komt ervoor."
    Mijn neefje van twee begon te glunderen. "Dat hebben wij op de iPad!"
    Op de televisie was de BZT-show ervoor. Twee jongens speelden een potje schaak met mensen die verkleed waren als een schaakstuk. Mijn vader keek er ongeduldig naar.
    "Is dit wel Nederland 3?" vroeg hij zich af.
    "Misschien komt het op Nederland 1," zei iemand.
    Mijn vader schudde zijn hoofd, maar keek voor de zekerheid toch. Op Nederland 1 was het er ook niet voor. Hij schakelde weer terug naar de BZT-show. Een vrouw verkleed als zwarte pion liep van het ene vakje naar het andere vakje. En toen een man verkleed als witte loper.
    De hele familie keek ernaar.
    "Wat een kleine vakjes," zei mijn moeder. "Ze passen er nauwelijks op."
    Mijn vader bladerde ondertussen in de tv-gids.
    "O wacht," zei hij. "Ik zie het al. Ik zat bij maandag te kijken."
    Teleurgesteld deed hij de televisie weer uit. Hij had zich er zo op verheugd en nu moest hij een hele dag wachten.
    "Je kunt alle afleveringen ook op YouTube bekijken," zei ik.
    "O ja?" vroeg hij verrast.
    "Ja tuurlijk," zei ik. "Gewoon even 'Buurman en Buurman' intypen en dan kun je er eentje uitkiezen.
    Hij keek me stralend aan. Die tip was misschien wel zijn mooiste verjaardagscadeau.

donderdag 31 juli 2014

Ze is soms wat afwezig

Ik had via Marktplaats een TomTom gekocht, dat leek me handig voor op vakantie. Toen de postbode hem kwam brengen was ik erg in mijn nopjes en ik ging er meteen mee aan de slag. Ik ontdekte dat je kon kiezen uit vier verschillende stemmen. Ik koos voor de Belgische vrouwenstem - Lucie. Ik hoopte maar dat de vrouw die het had ingesproken écht Lucie heette en dat die naam niet bedacht was door een of andere techneut die de baas was over de instellingen.
     H. was niet gecharmeerd van ons nieuwe navigatiesysteem, en al helemaal niet van Lucie.
     "Het ging toch altijd prima, met de kaart op schoot?"
     En daar moest ik haar wel gelijk in geven. H. kan uitstekend kaartlezen en tijdens al onze vakanties samen is het maar een paar keer fout gegaan. Dan zei ze bijvoorbeeld: "O, we hadden daar eigenlijk links gemoeten."
     "Lucie zegt dat soort dingen altijd van tevoren," verdedigde ik mijn aankoop. "Ze kondigt alles 500 meter van tevoren aan."
     Een dodelijke blik viel mij ten deel.

Toen we daadwerkelijk op vakantie gingen installeerde ik de TomTom en typte het adres van de camping in.
     "Dus nu ben ik gedegradeerd tot een doodgewone passagier?" vroeg ze teleurgesteld, toen ze zag dat ik het ding inderdaad ging gebruiken. En eerlijk gezegd voelde ik toen spijt. Want het ging altijd prima met alleen maar een kaart en ik wist diep van binnen dat we die TomTom helemaal niet nodig hadden om er te komen. En dat de romantiek er nu zelfs een beetje vanaf was.
     Maar goed, ik had er vijftig euro voor betaald, dus ik wilde 'm nu niet ongebruikt in het handschoenenkastje laten liggen. Ik deed het geluid van de TomTom uit, zodat ze de stem van Lucie dan tenmminste niet hoefde aan te horen. Maar het werd er allemaal niet beter op toen bleek dat Lucie het GPS-signaal soms kwijt was en dat ze sommige nieuwe wegen nog niet zo goed kende.
     "Kun je de kaart er eens bijpakken?" vroeg ik.
     "Hoezo? Je hebt Lydia toch?" zei ze verbolgen.
     "Lucie," zei ik. "Ze heet Lucie. En ze heeft even geen bereik, of zoiets, en er komt straks een belangrijke afslag aan."
     H. reageerde niet meteen, dus ik keek even opzij en zag een gezicht dat op onweer stond. En ergens snapte ik dat ook wel.
     "Ze is soms wat afwezig," zei ik, "maar jij doet toch ook wel eens een dutje als we onderweg zijn?"
     "Ja, maar niet vlak voor een belangrijk knooppunt!"
     Uiteindelijk reden we in een keer goed, dankzij Lucie én H. Daarna verdween Lucie in het dashboardkastje. En ik denk dat H. haar het liefst was vergeten, maar toen ze op de tweede dag van onze vakantie ineens begon te eisen dat ik de afwas meteen na de maaltijd deed, in plaats van de volgende dag, zei ik: "Van Lucie mag ik dat soort dingen altijd zelf weten."

zondag 20 april 2014

Wiskundig

Ineens hadden we allebei vier dagen vrij. Vier dagen om uit te slapen.
     Maar ja, de kinderen.
     Normaal gesproken mag zij op zaterdag uitslapen en ik op zondag. Maar nu, met vier dagen op rij, moest het even goed afgestemd worden.
     "Mag ik morgen uitslapen?" vroeg ze.
     "Dat is prima," zei ik. "En daarna?"
     "Nou, dan jij, dan ik weer en dan jij nog een keer."
     Ze zei het alsof ik iets heel doms had gevraagd. Maar ik kon mijn vraag rechtvaardigen.
     "Jij gaat nu uit van ABAB," zei ik, voornamelijk om woorden te besparen, "maar we zouden ook AABB kunnen doen. Of ABBA."
     Ze keek me aan alsof ik gek was.
     "Je lijkt wel een autist, man. Dat je alles altijd zo wiskundig benadert."
     "Wiskundig?" zei ik. "Ik dacht eerder aan het ritme van dichtregels. En jij houdt van gedichten, dus in feite leef ik me zelfs in in jouw belevingswereld. Niet echt iets dat een autist zou doen."
     Daar had ze niet van terug.
     Maar het werd toch ABAB.

woensdag 19 maart 2014

Het mocht niet

De kinderen in groep 3 hebben een verhalenschriftje, waarin ze zo nu en dan mogen schrijven. Prachtig om te lezen welke avonturen ze in hun hoofd beleven. Veel jongens schrijven bladzijden vol over aliens en monsters op andere planeten. De meiden willen nog wel eens een avontuur beleven met eenhoorns of heksen. Soms is het grappig, soms verdrietig en soms ronduit tragisch.
     Vooral de avonturen over aliens lopen niet altijd goed af.
     Maar heel soms wil een verhaal niet echt goed van de grond komen. Zoals bij Eefje. Misschien kwam het doordat ze te dicht bij de realiteit wilde blijven:

Ik ben in een raket en ik vroeg aan mama: 
"Mogen we naar de maan?" 
"Nee Eefje, dat mag niet." 
"Maar...." 
"Nee, niet maar. Het mag niet."

zaterdag 19 oktober 2013

Stamppot

Mijn goede vriend D. kwam langs en we fietsten de stad in om rustig bij te kunnen praten - we hadden elkaar al een hele tijd niet gesproken. Maar voordat we gingen zitten wilde hij ergens een nieuwe stamppotstamper kopen.
     "Wat is er met je oude stamper gebeurd?" vroeg ik.
     Eerst liet hij me heel stoer één van zijn spierballen zien en wilde hij me laten geloven dat daar een verwoestende kracht vanuit ging, maar al snel kwam de aap uit de mouw: hij had het ding laten liggen in een vakantiehuisje.
     Ik nam hem mee naar een kookwinkel en hij was aangenaam verrast door het grote aanbod aan stampers. Er waren maar liefst vier verschillende soorten en hij vergeleek ze uiterst serieus. Hij vond het moeilijk.
     "Welke moet ik doen?" vroeg hij zelfs aan mij. Maar ik weet helemaal niets van stampers. Ik wist niet eens dat er meerdere soorten bestonden.
     "Bij welke heb je een goed gevoel?" vroeg ik.
     "Je moet er niet zo lacherig over doen, David," zei hij. "Dit is belangrijk. Eten jullie nooit stamppot?"
     Ik bekende van niet.
     "Moet je eens doen, man. Vinden je kinderen ook lekker. Ze zagen er wat magertjes uit." Hij pakte een stamper uit het rek en hield het ding nadenkend in zijn hand. Ik denk dat hij de grip testte.
     "Dit metalen gedeelte lijkt wel iets fijner, iets dunner, dan die daar," zei hij.
     Ik deed heel hard mijn best om niet lacherig te doen.
     "Die daar is van Brabantia," zei ik. "Dat is een gerenommeerd merk."
     Daar moest hij mij gelijk in geven en na nog een tijdje wikken en wegen koos hij uiteindelijk die van Brabantia. Het ding kostte wel tien euro, maar daar leek hij niet van op te kijken.
     Buiten, bij de fietsen, zei hij: "Nu moet ik altijd aan jou denken als ik stamppot ga maken..."
     "Dat is leuk," zei ik.
     "... en hoe lacherig jij erover deed. En dat je van die magere kindertjes hebt."

zondag 13 oktober 2013

Stiften

We hebben van die goedkope HEMA-stiften in huis, die echt verschrikkelijk slecht zijn, en we hebben een setje IKEA-stiften. En die zijn helemaal geweldig. Ze heten MALA, met een rondje op die eerste A, en ik zou ze hierbij graag aan iedere ouder willen aanraden. Ik ga in ieder geval nooit meer andere stiften kopen.
     Nu had Wende een stift kapot gebeten. Haar gezicht was helemaal paars, haar handen waren paars en haar kleren zaten vol paarse vlekken. De bank was gelukkig nog net niet paars.
     Mijn vriendin fatsoeneerde onze paarse dochter in de keuken. Ik dacht na over HEMA-stiften en IKEA-stiften. En ineens was ik wel even benieuwd.
     "Wat voor stift was het eigenlijk?" riep ik vanuit de woonkamer.
     Het was even stil.
     "Nou wat denk je?" riep ze terug. "Een paarse!"

dinsdag 8 oktober 2013

Boekenclub

Ik was ineens terechtgekomen in een boekenclub. En ik bedoel niet dat ik per ongeluk een kamer binnenliep waar andere mensen een boekenclub hielden. Ik bedoel dat ik zelf in de boekenclub zat. Het zou zelfs kunnen dat ik de aanzet had gegeven om een boekenclub te beginnen - zo precies weet ik het niet meer. Ik vergeet snel dingen en daarom had ik me ook voorgenomen om de boeken die we gingen bespreken pas op het allerlaatste moment te lezen, zodat ik in ieder geval nog zou weten hoe alle personen heetten en waar het ongeveer over ging. Misschien zou ik er dan zelfs iets zinnigs over kunnen zeggen.
     De eerste keer dat we bij elkaar kwamen telde eigenlijk niet mee. We hadden nog geen gezamenlijk boek gelezen en we praatten ook nauwelijks over boeken. Er werd zelfs een boek in het kampvuur verbrand, die avond - niet echt iets dat je van een boekenclub zou verwachten. Het was een exemplaar van Eten, bidden, beminnen. Ik geloof omdat de meesten dat boek niet mooi vonden. Ik had geen problemen met een boekverbranding - het vuurtje deed het er prima op. De momenten dat we wél over boeken praatten voelde ik me net een oud wijf. Gelukkig was dat maar heel even.
     We spraken af dat we allemaal Ventoux zouden lezen en dat we de volgende keer bij mij zouden afspreken. Ik begon drie dagen van tevoren te lezen, maar dat was net iets te krap. Ons huis was een grote bende, waardoor ik de laatste dag niet aan lezen toe kwam. Ik ruimde op en haalde wat boodschappen in huis. Ook overwoog ik nog even om een vuurkorf in de tuin klaar te zetten, maar ik wist niet zeker of die boekverbranding nou als traditie bedoeld was of als eenmalig incident.
     Het werd een gezellige avond, ook al had ik het boek net niet uit. We praatten over huizen kopen, over ons werk, over wie er allemaal zwanger was en ongeveer twee minuten over Ventoux.
     "Vond je het een vrouwenboek?" vroeg iemand aan mij.
     "Neuh," zei ik. En daarmee was alles wel zo'n beetje gezegd. Het praatte ook wel lastig, omdat ik nog niet wist hoe het precies afliep en de anderen niets wilden verklappen. Bovendien zat er ook iemand in onze boekenclub die helemaal geen tijd had om te lezen, maar wel bij de gezellige bijeenkomsten wilde zijn. En voor haar zou het ook niet leuk zijn als we te lang over het boek zouden praten. Daarom waren die twee minuten meer dan genoeg en stapten we weer over op andere onderwerpen.
     Aan het einde van de avond moesten we nog wel een nieuw boek afspreken. Iemand stelde de nieuwe van Donna Tartt voor, Het Puttertje. Een dikke pil die uitgebreid in het nieuws was geweest. Er werd al enthousiast gereageerd, totdat iemand zei: "Maar dat redt David waarschijnlijk niet binnen de tijd."
     Ik was het kneusje van de boekenclub.

woensdag 25 september 2013

Momenteel

Bij The Voice of Holland was een meisje dat zei: "Ik ben momenteel 35 jaar."
     Er was iets met die zin, iets met dat woordje momenteel. Ik kon het niet echt fout rekenen, maar echt mooi was het ook niet.
     Mijn vriend T. kwam de volgende dag langs en ik wilde hem eens naar zijn mening vragen. Taal is zeg maar echt zijn ding.
     "Kijk je ook naar The Voice?" vroeg ik.
     Zijn wenkbrauwen gingen een stukje omhoog en zo keek hij me een tijdje aan. Ik had toen al spijt van mijn vraag. The Voice was blijkbaar niet echt zijn ding.
     "Noem mij eens één jongen," zei hij, "die vrijwillig naar The Voice kijkt."
     "Behalve ikzelf, bedoel je?" vroeg ik. Ik kon niet meer terug.
     Zijn wenkbrauwen gingen nog verder omhoog.
     "Ik kijk dat wel eens," gaf ik toe.
     Gelukkig kwam Wende toen net beneden en T. gaf haar een Kindersuprise-ei. Wende pakte het uit, we vergaten het gespreksonderwerp en zo kwam ik er nog redelijk goed vanaf. Maar over die zin kregen we het dus ook niet meer.
     's Avonds vroeg ik aan H. wat ze van momenteel 35 jaar vond en zij vond het wel fout.
     "Dat is alsof je zegt: ik ben nu 35 jaar, maar morgen zou dat wel eens heel anders kunnen zijn!"
     Later sprak ik T. op WhatsApp en ik vroeg hem alsnog naar zijn mening. Hij typte: "Wat ik daar vreemd aan vind is dat je iemand van 35 jaar een meisje noemt."
     Gelukkig kon ik niet zien hoe hoog zijn wenkbrauwen stonden.

dinsdag 10 september 2013

In het hoesje

Ik ging naar Sip's Dump om een nieuwe slaapzak te kopen.
     "Ik was hier vorige week," zei ik tegen Sip, "en toen heb ik een slaapzak bekeken van vijftig euro."
     Waarschijnlijk was het Sip niet zelf, maar het was wel precies het soort man dat je in een dumpstore zou verwachten.
     "Was het de M90?" vroeg hij.
     "Ehm... het was een groene," zei ik.
     De man lachte hard. "Daar komen we hier niet veel verder mee."
     Ik keek eens om me heen en er waren inderdaad maar weinig dingen die niet groen waren. Ik dacht even na over wat ik kon zeggen om mijn domme opmerking goed te praten, maar ik kon niks bedenken.
     "Hij lag daarboven," zei ik, "en hij kon tot min tien graden."
     De man liep naar de plank met slaapzakken, pakte er eentje vanaf en zei: "Dit is de M90. Die kan tot min tien graden. Wordt gebruikt bij de Luchtmobiele Brigade."
     Hij vertelde me waarom dit een goede keus zou zijn, vergeleek de M90 met een paar andere slaapzakken en liet zo achteloos mogelijk een hoop typenummers de revue passeren. Hij vertelde er ook steeds bij waar de slaapzakken gebruikt werden - bij de Commando's, bijvoorbeeld, of bij de Marine. Het klonk alsof hij zelf ook wel graag bij de Commando's had willen zitten. Misschien had hij dat ook wel geprobeerd maar was het niet gelukt. En toen was hij de typenummers van alle Commando-dingen maar uit zijn hoofd gaan leren.
     Hoe dan ook: hij haalde de slaapzak uit het hoesje en rolde hem uit op de grond van de winkel.
     "Ja, mooi," zei ik.
     "Ga er maar eens op liggen," zei de man. "Eens kijken of hij lang genoeg is."
     Ik ging midden in de winkel op de slaapzak liggen - er waren gelukkig geen andere klanten. Hij leek lang genoeg. Ik stond weer op en zei: "Ik neem 'm."
     "Mooi," zei Sip, maar hij bleef gewoon staan, want ja, het ding moest eerst weer terug in het hoesje. Ik vond eigenlijk dat hij dat moest doen, maar toen er na vijf seconden nog niks gebeurd was, ging ik maar op mijn knieën om hem op te rollen.
     Hij pakte ondertussen het hoesje en samen probeerden we de slaapzak weer in het hoesje te krijgen - een behoorlijk intiem moment.
     Bij de kassa zei hij ineens: "Wacht! Zat er wel een binnenhoes in?"
     "Daar heb ik niet op gelet," zei ik. Ik was te druk met op de grond liggen.
     "Er hoort een binnenhoes in," zei hij. "Want anders lig je met je blote rug op de klittenband. En of dat nou zo lekker voelt, dat is een tweede."
     "Een tweede?" dacht ik. "Wat was het eerste dan?"
     Ik haalde de slaapzak weer uit het hoesje en er bleek inderdaad geen binnenhoes in te zitten. Die kreeg ik er los bij.
     Ik rolde voor de tweede keer de slaapzak op en hij hielp me wederom met het hoesje.
     "Het lukt wel, hoor," zei ik, om nog meer intimiteit te vermijden, maar daar had hij geen boodschap aan.
     Elkaar helpen, zal hij wel gedacht hebben, dat doen ze bij de Commando's ook.

dinsdag 6 augustus 2013

Geen donut met spikkeltjes


Ik ben soms bang dat mijn kinderen te verwend raken, maar zolang ze een bezoekje aan de koffiehoek van de HEMA nog het einde vinden, valt het denk ik wel mee. Ik ga elke dinsdag met Wende. Dan halen we zo’n kleine donut met spikkeltjes. En natuurlijk een Fristi. Toen Morten hoogte kreeg van deze traditie moest ik hem beloven dat ik in de vakantie eens met hem zou gaan.
   Nu was het vakantie en we gingen op weg.
   “Zullen we eerst naar de speelgoedwinkel of eerst naar de HEMA?” vroeg ik op de fiets.
   “Eerst naar de HEMA!” riep Morten. “En ik wil niet zo’n kleine donut met spikkeltjes, hoor. Dat is voor babies. Ik wil een appeltaart met slagroom.”
   Verwendheid kent vele gradaties.
   Eenmaal met het assortiment geconfronteerd koos Morten toch voor een tompouce. We zochten een plekje uit bij het raam. Zoals elke dinsdagochtend was ik de enige man in de koffiehoek. Ja, er was nu één andere jongeman, maar die nipte van zijn theeglas dat hij met twee handen omklemde. Dus dat telde ook niet echt. Achter mij twee meisjes die het liefdesverdriet van één van hen bespraken. Een paar frasen, zoals ik snap het niet en ik voel me ingeruild, kwamen steeds weer terug.
   Morten keek verlekkerd naar zijn tompouce en hij probeerde met zijn vingers de roze bovenkant eraf te trekken. Toen dat niet meteen lukte ging hij eerst eens een kijkje nemen in de speelhoek. Ik begon vast aan mijn muffin en mijn cola en luisterde naar het meisje dat zich ingeruild voelde. Hij doet precies dezelfde dingen met haar als die hij met mij deed.
   Morten kwam al snel weer terug en prutste verder aan zijn tompouce.
   “Hoe krijg je dit roze ding eraf?” vroeg hij. En ook: “Hoe heet dit ook alweer? Een muffin?”
   “Nee, ik heb een muffin. Jij hebt een tompouce.”
   Met mijn vork sneed ik door de puddinglaag de boven- en de onderkant van elkaar af en Morten begon voorzichtig te smikkelen. Eindelijk was het zover. Hij zat hier met papa en hij deed wat zijn zusje altijd met papa deed. En niet met zo’n kinderachtige spikkeltjesdonut, maar een echte… eh… tompouce.
   Maar na vier hapjes van de pudding legde hij zijn vork neer. “Ik hoef eigenlijk niet meer.”
   “Wat is er?” vroeg ik. “Vind je het niet lekker?” 
   “Jawel,” zei hij, “maar ik heb een beetje buikpijn.”

zaterdag 23 maart 2013

Toverstafje


Eerst bespraken we wat iedereen aan moest. Niet te mal, want het was maar een toneelstukje van vijf minuten. De vrienden van Jezus konden bijvoorbeeld wel in hun gewone kleren. Maar Jezus zelf zou een baard opgeschminkt krijgen. Verschil moet er wezen.
     “Meester,” zei de jongen die Jezus was, “wij hebben thuis een baard in onze verkleedkist. Mag ik die meenemen? Het is een baard van Sinterklaas.”
     Hoewel Jezus pas 33 of 34 jaar was in dit verhaal leek die baard me geen bezwaar. Leeftijden in de Bijbel moet je altijd met een korreltje zout nemen.
     “En de engelen mogen van die vleugeltjes op hun rug. Wie heeft er thuis van zulke vleugeltjes?”
     Een paar meisjes staken hun vinger op. Engel nr. 2 vroeg: “Mag ik dan ook mijn toverstafje meenemen?”
     Ik legde uit dat een engel iets anders was dan een toverfee. Ook moest ik vertellen dat de paashaas in het hele stuk niet voor zou komen. Het was maar goed dat ik erbij was, anders zou het een bijzonder toneelstukje worden.
     We gingen voor het eerst repeteren. In het begin deed iedereen leuk mee, maar na een tijdje was de concentratie weg. Vooral de jongen die Jezus speelde deed niet leuk meer mee en hij zat steeds te ouwehoeren met de Romeinse soldaten die op het punt stonden om hem bij Pilatus te brengen.
     Ik besefte ineens dat je sommige zinnen maar één keer in je leven ongestraft kan zeggen en ik greep mijn kans.
     “Wie ik nu nog hoor kletsen, die gaat maar even naar de gang,” zei ik. “Dat geldt voor iedereen – ook voor Jezus.”

maandag 29 oktober 2012

Harry

We kregen twee poesjes in huis - een rooie en een grijze. We hadden van tevoren met zijn allen namen bedacht: Harry en Rapunzel. Toen de poesjes er daadwerkelijk waren, zeiden we tegen de kinderen:
"Kijk, die rooie heet Harry en die grijze heet Rapunzel."
"Maar hij is toch niet rood?" zei de oudste (4). "Hij is oránje!"
"Ja, daar heb je gelijk in," moesten wij toegeven. "Die oránje heet Harry."

In het begin moesten de namen even wennen. Soms noemden we ze wel echt Harry of Rapunzel, maar soms zeiden we ook gewoon die oranje of die grijze.
"Papa, de poes heeft op de bank gepoept!"
"Nee toch! Welke?"
"Die oranje!"
Harry was vanaf het begin een beetje ons zorgenkindje. Hij was heel bangig, poepte zomaar in huis en kwam eigenlijk nooit gezellig bij je op schoot zitten. Echt zo'n diertje om medelijden mee te hebben.
Hoe dan ook: na een tijdje moesten ze allebei voor hun eerste prikje tegen de niesziekte. Eerst moesten ze nog ingeschreven worden, bij de balie.
"En wat voor kleur heeft Harry?" vroeg de vrouw.
"Oranje," zei ik.
De vrouw schoot in de lach, maar keek me daarna even aan alsof ik een soort Harry was.
"Wij noemen dat rood," zei ze.

zondag 3 juni 2012

Suiker

We waren onderweg naar Utrecht en we haalden wat te drinken bij een tankstation - een cola en een cappuccino.
"Moet je zien wat er op mijn bekertje staat," zei H.
Er stond iets over koffiekracht: een koffie verkeerd was 35 kk, een cappuccino 55 kk en zo nog wat koffiesoorten. Een espresso was 90 kk.

Tot ongenoegen van veel mensen drink ik geen koffie. 'Drink je nou al eens koffie?' vragen ze soms, als ik op bezoek kom en er moet wat worden ingeschonken. Alsof het gewoon een kwestie van tijd is. Ik vind het gewoon smerig en dat zal wel altijd zo blijven.

Maar deze koffiekrachtthermometer gaf mij een nieuw inzicht.
"Misschien moet ik eens beginnen met een koffie verkeerd," zei ik tegen H. "Maar volgens mij is dat een beetje een wijvendrankje, of niet?"
"Ja, maar ja..." zei ze. Ze durfde haar zin niet af te maken.
"Wat wil je zeggen? Dat ik ook een wijf bén?"
"Ja, zei ze voorzichtig, "wat drinken betreft wel een beetje, ja. Ik bedoel: je doet ook suiker in je thee."
"Dat is toch niet zo raar?"
"Alleen kleine kinderen doen dat."
"Nietes."
"Noem eens één iemand die je kent die óók suiker in zijn thee doet."
Om even tijd te winnen zei ik dat ik er nooit zo op lette en ondertussen dacht ik heel hard na over alle familie en vrienden met wie ik wel eens thee dronk.
"Het viel me laatst wel op dat men het suikerpotje nooit bij de thee op tafel zet - ik moet er altijd om vragen."
"Precies!" zei H. triomfantelijk.
"Maar wacht! Mijn vader dronk vroeger ook suiker in zijn thee."
"Ja, maar ja..." zei H.

maandag 28 mei 2012

Een verhaal


Ik hielp mijn zusje met verhuizen. 's Ochtends bij het inladen vroeg ik per ongeluk: "Waar heb je dat kastje vandaan?"
"Dat is nog van oude pake geweest," zei ze. "Ik heb allemaal spullen met een verhaal," ging ze verder. "Die stoel is nog van oma geweest."
"Wat is dan het verhaal?" vroeg ik.
"Dat 'ie nog van oma is geweest," zei ze.
Bij elk ding dat voorbij kwam vertelde ze van wie het was geweest en dat al haar spullen een verhaal hadden. Behalve bij de spullen die overduidelijk van de IKEA kwamen - dan zei ze niks.
"Dat tafeltje is nog van opa geweest. Ik hou van meubels met een verhaal," zei ze nog een keer. Ik geloof dat ik nog één keer vroeg wat het verhaal dan was, maar veel langer dan het is van die-en-die geweest werden de verhalen niet.
's Middags bij het uitladen begon ze weer: "Dat is oude pake's kastje."
"Luister eens," zei ik, "dat heb je vanmorgen allemaal al verteld."
"Ja, maar toen stond R. er nog niet bij - hij wil dat misschien ook wel weten."
Vanaf dat moment vroegen we bij alles van wie het was geweest, ook bij verhuisdozen en zo. "Dit krukje, is dat nog van de IKEA geweest?"
"Jullie hebben de gek met mij," zei mijn zusje. "Maar ik hou gewoon van meubels met een verhaal."

maandag 23 mei 2011

Terugsturen


H. en ik zaten samen achter de computer. Aan de rechterkant van het beeldscherm verscheen een reclame van nutella, die adverteerde met 'een bordje met je eigen naam erop'. Ik loop voorop als het gaat om bordjes met je eigen naam erop. Of kommetjes, of wat dan ook.
Ik klikte op de advertentie en H. riep meteen: "O nee, hoor!"
H. loopt achteraan als het gaat om producten met je eigen naam erop.
"Wat is er?" vroeg ik.
"We nemen geen bordjes met onze eigen naam erop!"
"Waarom niet?"
"Wat is dat nou?" vroeg ze. En ze gaf ook meteen het antwoord. "Dat is niks."
"Het is een bordje!" zei ik. "Met je eigen naam erop."

In de supermarkt fotografeerde ik twee actiecodes achterop twee potten nutella - ik wilde natuurlijk niet meer geld kwijt zijn aan mijn bordjes dan strikt noodzakelijk - en ik voerde ze in op de website. Even betalen en mijn bordjes waren onderweg. Bij de veelgestelde vragen zocht ik op hoe lang het ongeveer ging duren. 'Hou rekening met een minimale levertijd van ongeveer 8 weken,' stond er.
Er stond ook een vraag bij die H. misschien zou kunnen interesseren: 'Ik vind het bord niet mooi, kan ik hem terugsturen?'
Ik schrok even, maar het antwoord was gelukkig: 'Helaas kun je de borden niet retourneren. Het spijt ons dat je teleurgesteld bent.'

donderdag 5 mei 2011

Sissyboy


We hadden een mooi plekje op het terras en genoten van het zonnetje, toen er opeens een vrouw op het stel naast ons kwam afgelopen.
"Hallo," zei ze. "Ik heb een vraag."
Iedereen op het terras spitste zijn oren.
"Ik vind je jurkje zo mooi. Waar heb je het gekocht?" Er klonk wat gegniffel om ons heen en de man van het stel keek me geamuseerd aan. Even overwoog ik iets grappigs tegen de man te zeggen, terwijl zijn vriendin de vrouw te woord stond - gister nog voetbal gezien? - maar zo goed kenden we elkaar nou ook weer niet.
Enfin, het jurkje kwam uit de webwinkel van Sissyboy en de mevrouw verliet tevreden het terras.

De vrouw in de Sissyboy-jurk had trouwens een heel lekker broodje besteld, dat nu werd geserveerd.
"Dat broodje zou ik ook wel willen bestellen," fluisterde ik tegen H., "maar ik kan haar nu natuurlijk niet meer vragen hoe dat broodje heet."
"Waarom niet?"
"Omdat ze dan denkt dat ik een grap met haar uithaal," zei ik. "Of ze denkt: Wat ben ik cool - iedereen wil mij nadoen."
In die zin had die vrouw het met haar vraag wel een beetje voor mij verpest. Nu kon ik niet meer naar het broodje informeren zonder dat er een hele scene zou ontstaan.
Ik bestudeerde de kaart goed en bestelde maar wat ik dácht dat de vrouw in de Sissyboy-jurk ook had: een Bruschetta di Parma.
Dat bleek precies te zijn wat de man van het stel ook had.

zondag 1 mei 2011

Nintendo DS


"We moeten dat handelingsplan nog even evalueren," zei ik tegen een collega.
"Hee," zei een jongetje, "daar heb ik een spel over, op mijn Nintendo DS."
"Over handelingsplannen?" vroeg ik - dat leek me sterk.
"Nee, over Pokémon," zei hij. "Dan veranderen ze bijvoorbeeld van een Onix naar een Steelix. Dat heet evolueren."

woensdag 23 februari 2011

Kaasschaaf


In de vakantie zouden H. en ik in het huis van mijn ouders gaan zitten, die dan zelf op wintersport gingen. We hadden van tevoren al verschillende keren gebeld, over de sleutel en over de vuilcontainer en zo, en nu belde mijn moeder weer.
"David....," zei ze met een lage stem - zo'n stem die iets verschrikkelijks aankondigt. "... we nemen de kaasschaaf mee."
Ik was er even stil van. Wat moest ik met die informatie?
"Dat méén je niet," zei ik. "Ik weet niet of we nu nog wel komen."
H. keek geschrokken op uit haar boek.
"Ik bedoel: dachten we eindelijk in een huis te gaan verblijven met een fatsoenlijke kaasschaaf... nemen jullie hem mee!"
H. keek al wat minder geschrokken en mijn moeder zei: "Nou ja, ik denk, ik zeg het maar even. In Oostenrijk heb ze geen fatsoenlijke kaasschaven."

In de auto, onderweg naar mijn ouders' huis, merkte ik voor de grap op dat we onze kaasschaaf toch nog vergeten waren mee te nemen.
"Waarom hebben je ouders trouwens maar één kaasschaaf?" vroeg H.
H. en ik komen uit redelijk gelijke gezinnen, maar de manier waarop we met kaasschaven omgaan, verschilt nogal.
"Omdat wij geleerd hebben dat je een kaasschaaf niet na elk plakje kaas in de afwasmachine hoeft te stoppen," zei ik.
Ik had van huis uit meegekregen om de kaasschaaf bij de kaas in de koelkast te bewaren, zodat je nooit hoeft te zoeken. H. had geleerd dat een kaasschaaf vies was als je hem gebruikt had en dat 'ie dus in de afwasmachine moest. Het had bij ons thuis al heel wat ergernis veroorzaakt.
H. pruttelde nog wat tegen en zei iets over een mes bij de chocopasta bewaren, maar verder was de autorit nog heel gezellig.
In de supermarkt bij mijn ouders in de buurt kochten we voor één keer plakken kaas in plaats van een homp.

zaterdag 15 januari 2011

Number

Ik was bij de juwelier en een Engelssprekende klant voor mij wilde de batterijen van zijn horloge laten vernieuwen. De mevrouw van de juwelier zei in haar beste Engels dat dat ongeveer twee uurtjes ging duren. Ze vroeg om zijn telefoonnummer. De man moest zijn telefoon raadplegen. "Nobody remembers any phonenumbers these days," zei hij. "I don't even know my own number."
Maar de mevrouw van de juwelier was het daar niet mee eens.
"I know my number," zei ze. "I know it out of my head."

dinsdag 14 december 2010

Kerstboom

Bij de Gamma kocht ik een bijl. Geen kinderachtige bijl, want het was een verjaardagscadeau en diegene had al een kinderachtige bijl. Ik dacht: misschien wil hij wel eens een reusachtige bijl. Dus de bijl die ik bij de Gamma kocht was reusachtig. De steel was wel een meter lang en dat ijzeren hakgedeelte zou je ook prima als aambeeld kunnen gebruiken.

Daarna fietste ik naar de Tuinland voor een kerstboom. Ik was me ervan bewust hoe het zou lijken als ik met een enorme bijl in mijn hand zou vragen waar de kerstbomen waren. Daarom overwoog ik even om de bijl bij mijn fiets achter te laten, maar het was toch best wel een duur ding, dus ik nam hem gewoon mee.

Wat voor mensen kopen reusachtige bijlen? Houthakkers en seriemoordenaars. En ik leek niet op een houthakker. Daarom besloot ik de bijl zo nonchalant mogelijk beet te houden, alsof ik nauwelijks doorhad dat ik hem bij me droeg. Zodat andere mensen zouden denken: "Misschien is het een verjaardagscadeau."

De jongen bij de kerstbomen leek niet echt geïnteresseerd in mijn beschrijving van het soort boom dat ik zocht (met kluit, ongeveer zo hoog), maar keek de hele tijd naar de bijl.
"Deze bomen zijn al gereserveerd," zei hij zonder zijn ogen van de bijl te halen. "De verkoop is binnen."

Binnen kon ik gewoon zelf een boom uitzoeken en ermee naar de kassa lopen. Ik kwam precies tegelijk met een mevrouw bij kassa 4 aangelopen. Ze keek even naar de bijl in mijn karretje en zei: "Gaat u maar eerst, hoor."

zaterdag 11 december 2010

Glas-in-lood

Ik ging met de bovenbouw knutselen - ze mochten een glas-in-lood raam maken, maar dan van karton en vliegerpapier.
"Je mag zelf weten wat je ontwerpt," zei ik. "Het hoeft dus geen bijbelse voorstelling te zijn, zoals in een kerk, maar verzin iets wat je zelf leuk of interessant vindt. Een voetbal, een paardrijlaars of gewoon een smiley, of zo."
En, zoals altijd wanneer je voorbeelden geeft, maakte bijna iedereen een voetbal of een smiley.
Maar na een tijdje kwam Yfke naar me toe - altijd erg creatief en inventief.
"Wat vind je hiervan, mees?"
Ik bekeek haar ontwerp met hoge verwachtingen.
"Wat moeten al die langwerpige driehoekjes voorstellen?" vroeg ik.
"Dat zijn grassprietjes," zei ze.
"En waarom roept dat gras HELP HELP ?"
Yfke keek me trots aan.
"Dit, meester, is gras-in-nood-in-glas-in-lood."

vrijdag 10 december 2010

Een sleutel met een varken eraan

Er kwamen twee meisjes van een hogere groep de klas binnen.
"Heeft iemand een sleutel gevonden?"
Niemand in mijn klas reageerde.
"Hoe ziet hij eruit?" vroeg ik.
"Het is een fietssleutel met een varken eraan."
"Met een varken eraan?"
"Ja, een sleutelhanger in de vorm van een varkentje."
Nee, echt niemand had hem gevonden.

's Middags kwamen er weer twee meisjes de klas binnen, twee anderen.
"Heeft iemand een sleutel gevonden?"
Het leek me sterk dat twee andere meisjes voor dezelfde sleutel kwamen, maar voor de zekerheid vroeg ik: "Was het een fietssleutel met een varkentje eraan?"
Het meisje begon helemaal te stralen. "Jaah!" riep ze.
"Nee, die hebben we niet gevonden," zei ik.
Het deed me denken aan een of andere mop, maar het ging per ongeluk.

dinsdag 7 december 2010

Voordringer

Onze kat heeft speciaal voer nodig, dat ik steeds op een bepaalde tijd aan de balie van de dierenarts moet ophalen. Meestal ben ik de enige, maar nu stonden er al twee mensen te wachten - een wat oudere man en een jongedame. Ze stonden een beetje aan de zijkant, waardoor ik dacht dat ze ergens anders op wachtten - een hond die geopereerd werd of een röntgenfoto van een hamster.
Ik liep de twee mensen voorbij naar de balie toe.
"Hela, dat gaat zomaar niet!" zei de man boos. En tegen de jongedame: "Die denkt zomaar even eerst te kunnen gaan. Tsss."
"Wij staan hier al een tijdje te wachten, hoor," viel de jongedame hem bij.
Ik mompelde wat excuses, maar het hielp niet. Vooral de man bleef erg boos kijken.
Toen er eindelijk een assistente achter de balie verscheen, stapte de man resoluut naar voren.
"Ik kom het voer ophalen voor onze poes."
"Hoe heet uw poes?" vroeg de assistente.
De man keek met een korte hoofdbeweging opzij om te zien of ik ook meeluisterde en zei toen zachtjes: "Diedel."
Maar het was niet zacht genoeg - ik had het gehoord. De poes van de boze meneer heette Diedel.

dinsdag 30 november 2010

Naar de overkant

Toen ik eraan kwam fietsen waren de spoorbomen dicht, maar er was iets geks - ze waren al heel lang dicht. Er stond een lange sliert auto's te wachten en alle wachtende fietsers keken elkaar aan, zoals mensen elkaar soms aan kunnen kijken als ze zich geen raad weten met een situatie. Ik denk dat iedereen al minstens vijf minuten stond te wachten. Een paar dappere pubers glipten onder de spoorbomen door en staken gehaast de rails over.
Toen kwam er een soort monteur aangelopen - een man in een groene broek en een knalgele jas met een logo erop. Hij droeg een koffer waar wel eens wat gereedschap in kon zitten. Iedereen keek naar de man in de gele jas. Eindelijk, leken ze te denken. Maar de man ging gewoon bij de andere voetgangers staan wachten. Het logo op zijn jas was van Essent - hij had met deze storing helemaal niets te maken en wilde ook gewoon naar de overkant. Het was mooi om te zien hoe het langzaam tot de man doordrong dat zo'n honderd voetgangers, fietsers en automobilisten hoopvol in zijn richting keken. Een mevrouw zei iets tegen hem en hij haalde verontschuldigend zijn schouders op.
De spoorbomen gingen pas weer open toen er een paar minuten later een trein voorbij was gereden.

maandag 29 november 2010

Twaalfhonderd

"We gaan vanmiddag voor het eerst in de bibliotheek kijken," vertelde ik de kinderen. In onze school was een kleine bibliotheek geopend en we zouden een rondleiding krijgen.
"Hoeveel boeken staan daar?" wilde Marcel weten.
Ik was al eens wezen kijken en probeerde in mijn hoofd een ruwe schatting te maken, maar de kinderen riepen er allemaal getallen doorheen.
"Honderd?"
"Tweehonderd?"
"Nee," zei ik, "ik denk wel meer dan duizend." Maar mijn kinderen snappen nog niks van zulke grote getallen.
"Nee, niet duizend!" riep Marcel, die dat wel een heel groot getal vond.
"Nou, ik denk het wel, hoor," zei ik.
"Dat geloof ik niet!"
's Middags in de bibliotheek, toen de mevrouw van de bibliotheek was uitgepraat en vroeg of er nog vragen waren, vroeg Marcel natuurlijk: "Hoeveel boeken staan hier?"
Dat wist de mevrouw van de bibliotheek precies. "Wel meer dan twaalfhonderd!"
"Ha haa!" riep Marcel en hij keek me triomfantelijk aan. "Ik zei toch dat het er niet meer dan duizend waren?"
Een paar bovenbouwers legden Marcel fijntjes uit hoe het nu precies zat met die grote getallen.

Iedereen mocht nog even wat rondneuzen in de boeken voordat we weer terug naar de klas gingen. Ik zag een groot Waar is Wally-boek en ging er eens goed voor zitten. Annika kwam naast me zitten.
"Help je even mee om Wally te zoeken?" vroeg ik. Ze zocht mee.
We staarden samen drie minuten naar een bladzijde vól met allerlei poppetjes. Toen vroeg Annika: "Hoe ziet Wally er eigenlijk uit?"

zondag 28 november 2010

Golden Retriever

Ik was begonnen in een boek dat H. voor haar verjaardag had gekregen, maar het kon me nog niet echt boeien.
"Ik twijfel een beetje of ik zal doorzetten in dit boek," zei ik.
H. keek even op vanuit haar boek, maar ging toen weer verder met lezen.
"Ik bedoel: er zit geen vaart in en het is ook nog eens van dat oubollige taalgebruik."
Ik deed er een boekenlegger tussen en keek even vanaf de bovenkant om te zien hoever ik al was. Nog niet zover.
"En op de voorkant staat een foto van een Dalmatiër, maar in het boek staat soms zoiets als '...zijn goudgele vacht...', dus ik denk dat het eigenlijk over een Golden Retriever gaat."
"Wat maakt dat nou uit?" vroeg H., zonder op te kijken uit haar boek.
"Dat is toch irritant? Dan denk je van tevoren dat het over een Dalmatiër gaat en dan zie je ook de hele tijd een Dalmatiër voor je tijdens het lezen, maar dan staat er ineens iets over een goudgele vacht en dan moet je je beeld weer helemaal bijstellen."
Dat vond ze maar autistisch van mij. Maar ik vind dat wanneer je over de omslag van een boek mag beslissen, dat je dan ook best een klein beetje rekening mag houden met de inhoud van dat boek.
"In Israël is dit een gevierd schrijver," zei ik. "Misschien is er iets misgegaan bij de vertaling."
Nu keek H. eindelijk op van haar boek. "Wat zit je nou toch de hele tijd te zeuren, man? Als je er niks aan vindt, leg je het toch weg?"
Misschien was dat het duwtje dat ik nodig had. Ik legde het boek weg.

zaterdag 27 november 2010

Paren

Toen groep 3 het woordje vis leerde, kregen we twee goudvissen in de klas, die na democratisch overleg Bluppie en Bloepie werden genoemd. Toen de kinderen uit een andere klas dat zagen wilden zij ook een huisdier in de klas en vandaag kregen ze die ook eindelijk: twee heuse schildpadden - Sammie en Emmie.
"Heeft groep 7 vandaag schildpad geleerd?" vroeg een meisje uit mijn klas.

"Gelukkig kunnen ze geen kinderen krijgen," zei Justin, uit groep 7.
"O, zijn het dan twee mannetjes of twee vrouwtjes?" vroeg ik.
"Nee, het zijn wel een mannetje en een vrouwtje, maar toch kunnen ze geen kinderen krijgen."
"Hoezo niet?"
"Nou...," begon Justin en hij zocht zichtbaar naar de juiste woorden om dit eens netjes aan een meester uit te leggen. "Ze hebben niet echt een geschikt plekje om te paren."
"O nee?"
"Kijk, in het water lukt dat niet zo goed en die steen waar ze op kunnen zitten, die is ook niet, eh... die is ook niet echt romantisch."

woensdag 24 november 2010

Beau (2)

Het was maandagochtend en het kringgesprek met groep 3/4 ging natuurlijk over het afgelopen weekend - of iemand nog iets bijzonders heeft gedaan, vraag ik meestal. Niet veel reacties deze keer.
"Wie heeft er wel eens een Gezellig Avondje, met een glaasje fris en een bakje chips?" vroeg ik, omdat wij dat vroeger thuis altijd hadden. Meestal keken we naar de Mini Playbackshow met Henny Huisman, maar heel soms keken we naar dia's van vroeger, van toen we nog klein waren.
"Ja, wij," zei een meisje. "Dan mogen we wat cola en naar Hoelienemol kijken!"
"Naar Wie is de mol?"
"Nee, Hoel iene mol." Ze keek me aan alsof ik vreselijk ouderwets was, dat ik dat niet kende. "Dat is met een muur waar een gat in zit en daar moeten ze dan doorheen."
"O, dát!" zei ik. "Dat ken ik wel. Dat is lachen. En voor wie ben je dan; voor Beau of voor Gerard?"
"Voor Beau natuurlijk. Die is vet grappig!"

dinsdag 23 november 2010

Beau

Ik was in de bibliotheek voor wat nieuwe boeken. Iemand op internet had geschreven dat ze het boek van Beau van Erven Dorens erg leuk vond. Ze gaf het zelfs vier sterren.
Ik dacht: Dat iemand meedoet aan Hole in the wall, wil nog niet zeggen dat hij geen goede boeken kan schrijven. Eerlijk gezegd moest ik wel vier seconden nadenken voordat ik wist dat ik bij de E moest zoeken.
Het boek was er nog en het was dikker dan ik had gedacht. Zozo, dacht ik, dat heb je knap gedaan, Beau. Alsof iemand die meedoet aan Hole in the wall alleen dunne boeken zou kunnen afleveren.
Het boek begon lang niet slecht, wel redelijk goed zelfs. Leuk voor Beau, vond ik, want ik had begrepen dat hij nogal wat tegenslagen had gehad bij het uitbrengen van zijn boek - beschuldigingen van plagiaat en zo.

's Avonds was Hole in the wall ervoor. Beau viel een paar keer in het water en kon daar zelf hartelijk om lachen.
"Vroeger wilde ik altijd schrijver worden," riep hij. "En zie mij nu eens meedoen aan deze belachelijke show!" Het is natuurlijk ook een soort houding die je moet aannemen. Ik had het boek nog lang niet uit, maar ik vond dat hij aardig geslaagd was.
Aan het einde van het programma kwam de megamuur - een muur die extra snel op je afkwam. Gerard Joling en nog wat anderen eindigden allemaal in het water en hadden daardoor ineens verloren.
"Krijgt Beau geen megamuur?" vroeg ik aan H., die ook mee zat te kijken.
"Nee, alleen het team dat de meeste punten had."
"Hoe weet jij dat nou weer?" Ik begon ineens te vermoeden dat ze dit elke week keek.
"Dat zéiden ze net."
Ik dacht dat het een programma was waarbij je niet hoefde op te letten, maar dat was dus een vergissing.

maandag 22 november 2010

Onderhandelaar

Op de rommelmarkt zag ik een leuk puzzeltje liggen op het kleed van een schattig meisje. Er zat een sticker met 0,20 opgeplakt.
"Wat een ontzettend mooie puzzel!" zei ik. "Hoeveel kost die?"
Dat vroeg ik voor de vorm, zodat het meisje twintig cent kon zeggen en dat ik dan dat is niet duur voor zo'n mooie puzzel kon zeggen.
Maar het meisje zag wel hoe enthousiast ik over de puzzel was en zei: "Vijftig cent."
"O, maar op de sticker staat twintig cent," zei ik.
"Ja, maar hij is eigenlijk vijftig cent," zei het meisje. "Dat stickertje klopt niet."

Dus ik betaalde haar vijftig cent. De meeste mensen kunnen afdingen tot wel de helft van de vraagprijs, maar ik betaalde twee-en-een-half keer de vraagprijs. Wat ben ik toch een waardeloze onderhandelaar.

zaterdag 20 november 2010

Overhemd

Ik had een nieuw overhemd nodig, want er zat een trouwerij aan te komen. H. had een leuke gevonden op de website van H&M - paars met een leuk motiefje.

Het was druk in de mannen-H&M, ook opvallend veel vrouwen. Ik liep alle rekken en planken bij langs, maar ik kon het paarse overhemd met het leuke motiefje nergens vinden - zoiets had ik al verwacht.
Ik vroeg aan een verkoper waar ik het overhemd kon vinden.
"Van welk merk is het?" vroeg hij.
Dat vond ik een vreemde vraag. "Van H&M," zei ik.
"Ja, maar heb je het labeltje ook gelezen?"
"Nee, zover heb ik niet ingezoomd," zei ik. "Er stond wel nieuw! bij."
De verkoper zei dat hij wel even rond zou gaan lopen om te zoeken. Dat had ik ook al gedaan, dus ik bleef maar even wachten waar ik stond.

Een vrouw die in de buurt stond belde met haar man.
"Heb jij nou maat 32 of maat 33 van broeken?" vroeg ze.
De man zei iets terug, waarna de vrouw zei: "Nee, de buurman, nou goed?"

De verkoper riep ergens vanuit de winkel: "Lange mouwen of korte mouwen?"
Ik hou niet van roepen door een volle winkel, maar ja, er werd mij iets gevraagd, dus ik riep: "Lange!"
De man zocht verder.
"We hebben niet altijd alles wat op de site staat, hoor!" riep hij, nu vanuit een andere hoek. Een paar winkelende mensen keken mij aan. Ik vond dat ze alweer veel te veel over mij wisten. Dat ik een overhemd met lange mouwen zocht en dat ik research deed op internet.
"Wat voor motiefje is het?" riep hij.
Nu was het mooi geweest; ik liep naar hem toe. Ik wilde niet dat iedereen ook nog wist dat ik het woord paisley kende.

vrijdag 19 november 2010

Mobieltje

Twee jongens uit groep 7 kwamen na de pauze wat later binnen dan de rest. De één huilde, de ander lachte vilein. De lachende jongen had bovendien een mobieltje in zijn hand. Aan de huilende jongen te zien was dat mobieltje even daarvoor nog van hem geweest.
"Hoe kom je aan dat mobieltje?" vroeg ik.
"Gewonnen," zei hij met een grote grijns.
Ik keek vragend naar de huilende jongen. Die knikte.
"Hoezo gewonnen?" vroeg ik.
"Met knikkeren."

De ene jongen had al zijn knikkers verloren en toen had hij zijn mobieltje maar ingezet. Wel tegen een hele mooie knikker - zo'n geval ter grootte van een tennisbal. Dat potje had hij natuurlijk verloren, want over iemand die al zijn knikkers al verloren heeft kun je veel zeggen, maar niet dat hij goed kan knikkeren.

In het educatieve gesprekje dat ik na schooltijd met de jongens voerde, spraken we af dat de ongelukkige jongen zijn telefoon terugkreeg en dat die een mooie knikker voor de ander zou kopen. Een héél mooie knikker.
"Eentje van zestig euro?" vroeg hij bezorgd.
"Nee, dat hoeft niet," zei ik, "maar wel eentje waar hij heel blij mee is."
Ik vroeg of hij er niet aan gedacht had dat hij zijn mobieltje wel eens kon verliezen.
"Nee," zei hij, "ik dacht alleen maar aan die knikker die ik wilde hebben."

donderdag 18 november 2010

Uberhaupt

We hadden het over onze boekenlijst op de middelbare school. Ik had daar een vijf voor - iets dat me nog steeds dwarszit.
"En hoe ging Engels bij jou?" vroeg H.
Ik zei dat ik me daar niet veel van kon herinneren.
"Ik weet helemaal niks meer van Duits," zei ze.
"Bedoel je dat je helemaal niks meer van je boekenlijst van Duits weet?" vroeg ik.
"Nee, uberhaupt van Duits," zei ze.

woensdag 17 november 2010

Bijna vijf uur

Ik was een potje aan het tennissen met R. - dat is een nieuwe hobby van ons. We zijn niet lid van een vereniging, maar we maken dankbaar gebruik van de openbare tennisbanen in de stad.
Het stond 2-1 of zoiets - we waren net begonnen. Er kwam een jongen van een jaar of veertien langsgelopen, die zijn hond aan het uitlaten was. Hij zag er op het eerste gezicht een beetje verstandelijk gehandicapt uit. Die jongen bedoel ik - aan die hond was niets te zien, die keek hooguit een beetje gemeen.
De jongen haalde een sleutelbos uit zijn zak en kwam de tennisbaan opgelopen. Misschien wil hij een tennisbal voor zijn hond, dacht ik nog.
"Heren," zei hij, "het is bijna vijf uur."
We keken hem niet-begrijpend aan.
"Jullie hebben nog twee minuten en dan gaat het hek op slot."
Ik dacht dat hij een grap maakte, maar hij leek me niet in staat om een grap te bedenken, laat staan om hem uit te voeren.
"Je neemt ons toch niet in het ootje, he?" vroeg ik.
"Er hoort hier een bordje te hangen, maar dat is zeker weggehaald," zei hij.
"Dus je gaat ons nu insluiten?"
"Niet als jullie binnen twee minuten weg zijn." Hij keek op zijn horloge - het was menens.
We zeiden dat we gewoon door gingen spelen en dat we na afloop wel over het hek zouden klimmen, maar zo werkte dat niet. "Regels zijn regels," zei hij zelfs.
Verbouwereerd begonnen we onze ballen te verzamelen. Het joch keek nog even toe en terwijl we naar onze ballenkokers liepen, riep hij alsnog: "Geintje!"
Al met al was het een redelijk surrealistische ervaring. We waren sportief: we zeiden dat het een goeie grap was en we prezen zijn acteerprestatie. "Daar moet je wat mee doen."
Maar toen hij met zijn hond uit het zicht was verdwenen, baalden we dat we erin waren getrapt.
"Hij heeft 'm vast niet zelf bedacht," probeerden we onszelf te troosten.

dinsdag 16 november 2010

Meenemen is meenemen

We hadden allebei best wel zin in wat en we waren in de buurt van Granny's - een zaakje waar je lekkere appeltaart kunt eten. Aan de buitenkant van dat zaakje was een soort loket.
"Wij hebben allebei zin in heel veel appeltaart," zei R. tegen de mevrouw aan de andere kant van dat loket. We wisten toen nog niet dat het ingewikkeld ging worden, maar het is altijd goed om te beginnen met de feiten - we hadden zin in heel veel appeltaart.
"Allebei een punt?" vroeg de vrouw.
We zeiden dat we wel twee punten per persoon lustten.
"Of kunnen we dan beter een hele taart to go kopen?" vroeg ik. Dat klonk een beetje McDrive-achtig, maar ik wist toevallig dat dat kon.
De vrouw knikte - dat was goedkoper.
"Maar we willen hem wel graag hier op het terras opeten, dus kunt u hem alvast in vier stukken snijden?" vroeg R.
Nu keek de vrouw een beetje verward. "Jullie wilden hem toch meenemen?"
"Ja," zei R., "mee naar het terras."
Maar dat was niet de bedoeling. Meenemen was meenemen. Dan mocht de taart niet meer in de buurt van Granny's te zien zijn.
"En als we ieder twee punten kopen, dan mag het wel?" vroeg ik.
Ze knikte. "Maar dan is het duurder."
Ze wees ons op een bankje bij de kerk, waar we hem op konden eten - eigenlijk nog heel dicht bij het terras.
We wilden de blueberry appeltaart, maar die was uitverkocht. Iets wat haar duidelijk geirriteerder maakte dan ons. Ze vond dat we erg moeilijk deden, dat zag ik aan haar gezicht.
R. wilde er graag koffie bij en ik nam een cola. Ze zette zo'n halveliter-fles cola voor me neer, maar ik zag dat ze ook van die kleinere glazen flesjes hadden - zo'n halve liter krijg ik nooit op.
"Zou ik zo'n klein flesje mogen?" vroeg ik.
"Nee," zei de vrouw, "die zijn van glas. Die krijg je niet mee."
"Wat een vreemde regels hebben jullie," zei ik. Maar de vrouw was daar niet erg van onder de indruk.
Ik vond het heel dapper van mezelf dat ik haar nog om een plastic bekertje durfde te vragen. Die wilde ze wel geven. Over plastic bekertjes hadden ze geen regel.

maandag 15 november 2010

Grote ogen

Soms koop ik wat nieuwe stickertjes, om de moraal wat op te krikken. In de rekenschriften had ik hier en daar al zo'n nieuw stickertje uitgedeeld.
"Meester, heb je nog andere nieuwe stickertjes?" vroeg een meisje. "Ik heb nu een prinsesje met belachelijk grote ogen."
"Dat is geen prinsesje," zei ik. "Dat is een Powerpuff Girl."

zondag 14 november 2010

Shit

Zo vlak na 4 en 5 mei zijn de jongens vaak extra oorlogszuchtig. De opdracht was een maquette te maken van een verkeerssituatie - een kruispunt of een rotonde.
"Mag je ook doen dat er een tank op de weg rijdt?" vroeg iemand. Dat leek me geen bezwaar.
Maar toen ik later ging kijken, waren er maar liefst drie tanks gericht op een uitgeknipt mannetje met een snorretje die zijn ene arm de lucht in stak. Ze hadden ook een praatwolkje aan zijn hoofd geplakt, waar 'chit' op stond.
"Shit schrijf je anders," zei ik. En dat ik het niet zo netjes vond.
Ze haalden het praatwolkje weg.
"Bovendien lijkt dat poppetje verdacht veel op Hitler," zei ik.
De jongens grijnsden.
"Omdat hij een snor heeft?" vroeg er eentje. Ik knikte.
"Maar het is zomaar iemand uit het leger," zei hij. "Mensen in het leger hebben meestal een snor."
Daar had hij helemaal gelijk in. Wat is dat toch met die mannen in het leger? En ook bij de politie trouwens.
"Maar die arm dan?" vroeg ik.
"Hij groet gewoon iemand die hij in de verte ziet."

zaterdag 13 november 2010

De Naald

Mijn goede vriend D. kwam weer eens langs en ik vroeg of hij een eierkoek wilde. Hij keek me glazig aan.
"Een eierkoek?"
"Ja, zo'n koek die Sonja Bakker goedkeurt," zei ik. Ook al is dat de allerlaatste reden waarom ik zelf eierkoeken eet. Hij wilde er weleens eentje proberen, want als het van Sonja mocht, dan was het goed.
Om het effect van de eierkoeken teniet te doen, aten we later bij de MacDonald’s. In plaats van onze hamburgers, kregen we zo’n kartonnen bekertje met een groen ballonnetje. Dat betekende dat iemand de hamburgers later bij ons tafeltje zou komen brengen, maar dat had D. niet helemaal door. Hij keek weer een beetje glazig, nu naar het ballonnetje – wat eten betreft kan hij soms behoorlijk glazig kijken.
"Ben je nog nooit bij een MacDonald's geweest?" vroeg ik. Eigenlijk was het een schande dat ik precies wist wat zo'n ballonnetje betekende.
Later ruilde iemand inderdaad ons groene ballonnetje om voor twee hamburgers. Nu keek D. een beetje teleurgesteld.
"Ik dacht dat we die ballon mochten houden," zei hij. Hij biechtte ook op dat hij wel een beetje met zijn figuur bezig was.
Hij zei: "Zie je niet hoe gespierd ik ben? Ik ben een soort gespierde naald geworden. Ze noemen me ook wel eens De Naald."
"O ja?" zei ik.
"Nou, eigenlijk niet, maar ik probeer dat er een beetje in te krijgen - dat iedereen mij De Naald gaat noemen."
Ik nam nog wat slokjes van mijn milkshake. Zoiets verbaasde me niks. Ik moest hem tot nu toe altijd The Main Man noemen. Dan noemde hij mij The Second Main Man. Ik heb me altijd afgevraagd of dat taalkundig wel correct was.
"Het moet een begrip worden," ging hij verder. "Dat als ik op een feestje kom, dat ze dan zeggen: O, ben jij De Naald? Tsjonge."
Ik vroeg of het hem niet een beetje deed denken aan de hobby van oude omaatjes, maar hij zei: "Het is maar net hoe je het brengt."
Hij ging nog een tijdje verder over zijn nieuwe naam, maar gelukkig hadden we kaartjes voor de film. We zagen Iron Man, een nieuwe superhelden-film.
Na afloop zei D.: "Misschien moet ik ook maar een superheld worden."
"The Needle?" vroeg ik.
"Ja!" zei hij. "Met een grote N op mijn borst. En dan moet er ook een website komen. Zou theneedle.com al bestaan?"
"Vast wel," zei ik. "Waarschijnlijk van een naaiwinkeltje ergens in Engeland."

vrijdag 12 november 2010

Sookie

Ik hou eigenlijk niet van de Gilmore Girls, omdat ze zo ontzettend snel praten dat het niet meer realistisch is. Maar goed, H. kijkt er graag naar en ik kijk dan soms per ongeluk wel eens een aflevering mee. Meestal identificeer ik me dan met Luke - die man met die stoppelbaard. Maar heus niet alleen om die stoppelbaard.
Deze keer ging het vooral over dat hotel.
Ik zei: "Die Sookie is eigenlijk best een knappe vrouw, maar ze is zo dik dat je dat bijna niet meer ziet."
H. zei niks. Ik denk dat ze een dialoog probeerde te volgen en daar al haar concentratie voor nodig had.
"Maar ik zie het wel," zei ik. "Sookie is best knap. Als ze lacht lijkt ze op Kirsten Dunst."
Daarna dacht ik even na over een grapje over Sookie en de achternaam van Kirsten Dunst, maar ik kon zo snel niks hilarisch bedenken. En ik wilde H. niet uit haar concentratie halen.
Later dacht ik: "Kirsten en Sookie lijken op elkaar, maar Kirsten is toch het dunst." Maar ja, toen was de aflevering allang afgelopen.

dinsdag 12 oktober 2010

Spijker

Ik moest nog even iets ophalen uit ons oude huis. Dat huis was helemaal leeg, behalve dan wat ik moest ophalen en een plank met een roestige spijker erin. En daar ging ik precies keihard instaan. De spijker ging door mijn zool en een heel eind mijn voet in. Ik trok de plank van mijn voet af en ik ging er maar even bij liggen. Ik lag op mijn rug in een compleet leeg huis en ik kan er niks aan doen, maar ik moest even aan Jezus denken.
Terwijl ik daar lag, belde mijn moeder. Hoe het met me ging en of ik ook op het feest van mijn grootouders ging komen.

Op de eerste hulp kwam soms een brancard voorbij en ik voelde me behoorlijk knullig. Gelukkig zat de wachtkamer vol met mensen aan wie je ook niet precies kon zien wat er aan de hand was. Behalve een hele dikke mevrouw, die nog maar net in haar stoeltje paste - zij zat met haar pink omhoog. Doordat ze zelf zo ontzettend groot was, leek die pink een nog kleiner onderdeeltje van haar lichaam dan het eigenlijk al was. En dat leek gelukkig ook best knullig.
De televisie stond aan en "wegmisbruikers" was ervoor. Een jongen zei in een soort babbelbox dat hij vrouwen een gevaar op de weg vond. Iedereen in de wachtkamer grinnikte, wat heel vreemd klonk, omdat niemand elkaar kende en het verder helemaal stil was.

Toen ik aan de beurt was, moest ik in een hokje gaan liggen. Ik zag dat er in het hokje naast mij een man zat met zijn beide polsen in het verband.
Op de bal van mijn voet was alleen een roestbruine stip te zien, maar toch werd ik geholpen door vijf mensen: een mevrouw die het schoonmaakte met alcohol, een arts die een foto wilde laten maken en mij een antibioticakuur voorschreef, een assistent van die arts die steeds knikte, een verpleger die een verband om mijn hele voet deed, inclusief enkel en een rontgenfotograaf.
Tegen al deze mensen zei ik: "Sorry, maar mijn voet ruikt wel een beetje onfris." Dat kwam niet door die spijker, of zoiets - mijn voeten ruiken altijd een beetje onfris. Ze zeiden allevijf dat ze wel wat gewend waren.
Ik moest weer even in het hokje op die rontgenfoto's wachten. Naast mij hoorde ik: "De psychiater wil u straks nog even spreken."

Ik was eigenlijk alleen voor een tetanusprik gekomen, maar drie uren later strompelde ik weg zonder tetanusprik (mijn vorige was nog geldig), maar met zo'n mooi blauw slofje.

donderdag 23 september 2010

Kamperfoelie

A. kwam kijken in ons nieuwe huis. Ze liep met haar jas nog aan mijn zelfgemaakte tafel en boekenkast straal voorbij.
"Eens kijken, wat hebben we hier," zei ze, en ze liep de tuin in. Hier had ik nog niks aan gedaan, behalve wat bouwafval neergooien en mijn verfkwast uitschudden. Toch begon A. mij ongevraagd allerlei kritiek te geven. Nou ja, ze bedoelde het misschien als advies, maar het klonk als kritiek.
"Deze kamperfoelie is die hele appelboom aan het opeten. Hij wurgt hem gewoon, zie je wel? Daar moet je wat aan doen." Het klonk als: waarom heb je daar nog niks aan gedaan?
"Hmm," zei ik, en ik hoopte dat het leek alsof ik echt van plan was er iets aan te gaan doen, maar ik denk dat ze mij wel door had. Daarom bood ze aan om er de komende herfst zelf maar wat aan te komen doen.
A. kent mij goed. Wat mij betreft eet die kamperfoelie de hele tuin op.
"Waarom vermoorden kamperfoelies andere planten?" vroeg ik.
Ze haalde haar schouders op. "Kijk, dat is een roos."
Ik heb niet veel verstand van planten, maar dat dat een roos was, dat wist ik nog wel.
"Die kamperfoelie begint ook al aan die roos - daar moet je om denken, hoor."
Ik vond kamperfoelies gemeen en ik begon me af te vragen waarom mensen een kamperfoelie in een tuincentrum kopen en in hun tuin planten. Ik vroeg dat ook aan A. Ze zei dat die in de zomer heel lekker ruiken - of dat ze heel mooi bloeien, dat ben ik vergeten. Ze was alweer verder gegaan met haar rondje door de tuin. Ze wees bijna alle bomen en planten aan. "Dat is een hazelaar..."
Er waren voor haar al drie mensen geweest die zo'n rondje door onze tuin hadden gemaakt, dus dat van die hazelaar wist ik inmiddels wel, maar dat zei ik maar niet.
Eenmaal binnen wist ze me nog te vertellen dat ik mijn boekenkast van MDF had gemaakt.

maandag 13 september 2010

Het midden van het menu

Ik was ontzettend blij met mijn... ehm, onze nieuwe iPod-speaker en ik wilde graag dat H. er ook blij mee was. Daarom zei ik: "Acda & De Munnik mogen ook op mijn iPod. Dan kun je daar naar luisteren als ik er niet ben."
"Echt?" vroeg ze. Dat vond ze - wel een klein beetje terecht - ongelofelijk.
"Ja, maar dan noem ik ze wel Munnik & De Acda," zei ik, "want ik wil absoluut niet dat die lui bovenaan in het menu komen te staan, zelfs nog voor Air en Amy Winehouse."
Dat vond ze wel prima.
Maar toen ik de cd had geupload vond ik het midden van het menu eigenlijk nog veel te hoog.
"Ik heb ze toch nog net iets anders genoemd," zei ik tegen H., en ik liet haar het menu zien.
"Zakda & De Frunnik," las ze hardop. "Waarom niet gewoon Zakda & De Munnik? Dan staan ze toch ook onderaan?"
"Ja," zei ik, "maar dat zou niet eerlijk zijn tegenover Acda."

vrijdag 10 september 2010

George Peppard

Zes jongens uit mijn klas spelen in de pauze altijd A-teampje. Vier zijn het A-team en twee zijn colonel Decker - de man die altijd achter hen aanzit. Niemand wil graag Face spelen, dat is in al die jaren nog niet veranderd, maar ook Hannibal is niet zo populair - dat verbaasde me.
"Hannibal is eigenlijk maar een sukkel," zei M.
Ik wilde daar wat van zeggen, want in mijn tijd stond hij nog hoog in aanzien, maar ik hield me stil.
"Mijn vader zei dat de man die Hannibal speelt overleden is," zei L.
"O?" zei M. Daar was hij wel even stil van. "Maar in de aflevering van eergisteren speelde hij nog gewoon mee."
"Ja logisch," zei L., "want dat was nog een oude aflevering."

donderdag 9 september 2010

Je kon er een draaimolen of een poppenkast kopen

Het was vrijdagmiddag en ze mochten een spel meenemen om in de klas te spelen. Ik had gezegd: “Doe maar een klein spelletje, zoals een pakje kaarten of Pim Pam Pet, of zo.” Maar die spelletjes bestaan tegenwoordig zeker niet meer, want ze kwamen met enorme dozen aanzetten. Twee kinderen speelden Stratego en ik keek even toe. Ze liepen gewoon door die twee plassen met water in het midden. Hún soldaten konden zwemmen, zeiden ze, toen ik ernaar vroeg. En bij een ontmoeting tussen twee poppetjes gebruikten ze getallen in plaats van de rangen. Dat ging zo:
“Wat is dat?”
“Een acht.”
“O, ik ben een vijf.”
“Dan heb ik gewonnen.”
Ik vroeg hoe ze aan die getallen kwamen.
“Die staan op de doos,” zeiden ze.
Dat klopte.
Bij het plaatje van een verkenner stond een 8 en bij de mineur stond een 5. Dat
betekende dat er voor elk team acht verkenners in het spel waren en vijf mineurs.
Ik probeerde ze dat uit te leggen, daar ben ik tenslotte voor, maar ze zeiden: “Nou,
wij spelen het nu zo.”
Ik liep naar het groepje dat Monopoly Junior speelde.
Dat werkt niet met straten, maar het speelt zich af op een kermis. Je kunt dan bijvoorbeeld een draaimolen of een poppenkast kopen. Erg goedkoop trouwens – voor twee euro heb je al een waterfiets.
Ze waren al tien minuten bezig, toen
ik vroeg: “Zitten er geen geldbriefjes bij dit spel?”
“O, jaaah!” riep het meisje dat het spel had meegebracht. “Dat ben ik vergeten uit te delen.”
Ze begonnen maar even overnieuw – nu mét geld.
“O nee! Hij haalt mij in!” zei een
jongen toen iemand anders zes gooide.
Het klinkt misschien betweterig, maar ik legde uit dat het geen race naar de finish was, maar dat het erom ging wie het meeste geld bij elkaar spaarde.
Maar ze hoorden het niet, want twee spelertjes hadden ruzie om geld. Iemand wilde met een briefje van twee en een briefje van één betalen, terwijl de ander liever een briefje van drie kreeg.
“Je mag zelf weten hoe je betaalt,” zei ik. “Als je twee bananen koopt bij de groenteman, zegt hij ook niet dat hij persé een twee-euro-munt wil, in plaats van twee losse euro’s.”
Nu lagen ze ineens helemaal dubbel van het lachen, terwijl ik het zelf wel een redelijk mooie vergelijking vond. Misschien kwam het door het woord bananen. Of
misschien vonden ze twee euro belachelijk duur. Ze dachten waarschijnlijk: “Daar
kan ik ook een waterfiets voor krijgen.”

vrijdag 11 juni 2010

Frisje

Als het 's avonds regende, speelden we Scrabble in de tent.
"Ik kan bijna Beyoncé leggen," zei ik. "Ik kom net een N tekort." Maar eigennamen mogen niet - dat weet ik heus wel.
Een beurt later had ik de letters voor dictee, maar ik kon het nergens aanleggen.
"Je hoeft niet steeds te zeggen wat je bijna kunt, hoor," vond H.
Ik legde frisje neer.
"Wat is nou weer frisje?" vroeg ze.
"Gewoon," zei ik. "Een frisje, dat kun je drinken."
Eerder al moest ik van haar aften goedkeuren - daar had ik nog nooit van gehoord. "Dat zijn blaasjes in je mond."
"Nou vooruit dan maar," had ik gezegd. "Ik geloof je, maar volgend jaar nemen we een woordenboek mee."
Ze stond frisje schoorvoetend toe, maar het kon mij niet helpen - zij won het potje.

De volgende dag, in de auto, zei ik: "Wat is er nou vreemd aan 'een frisje'? Wat wil je drinken? Doe mij maar een frisje."
"Zit je daar nou nog stééds mee?" zei H. "Ik heb het toch goedgekeurd?"
"Ja, maar wel alsof dat een ontzettende gunst was," zei ik. En zo ontstond er weer een discussie over het frisje.
Volgend jaar nemen we alleen Rummikub mee.

woensdag 9 juni 2010

Kersen

We waren in een streek waar heel veel fruit werd verbouwd, vooral kersen. Overal stonden kersenbomen. Er groeiden daar zoveel kersen dat de vogelpoep op ons campingtafeltje roze was in plaats van wit.
"Moet je kijken, wat prachtig," zei ik tegen H., toen we langs een knalvolle kersenboom liepen.
"Ja, die heb je in Nederland niet veel, he?"
"Nou, er is een nieuwslezeres..." begon ik.
"Ja, wat is daarmee?" vroeg H. Ze dacht dat ik een verhaal ging vertellen over een nieuwslezeres met allemaal kersenbomen in haar achtertuin, of zoiets. Maar ik zei: "... en die heet Astrid Kersseboom."
Ze vond het jammer dat ik dat zei - ze had liever een verhaal gehoord over een nieuwslezeres met allemaal kersenbomen in haar achtertuin.
Moreller, zo heten kersen in het Noors. Overal stonden bordjes langs de weg met "Moreller" erop - die kon je daar dan kopen. Soms had diegene er ook nog twee kersen bij getekend. Aan elkaar natuurlijk, want op plaatjes zitten kersen altijd met zijn tweeën aan elkaar. In het echt valt dat soms tegen.
Onze buurvrouw op de camping had ook een paar moreller geproefd. Ik ving tenminste iets op van het gesprek daarover met haar man:
"En?" vroeg de buurman.
De buurvrouw begon de vruchten uitgebreid te beschrijven: "Ze zijn donkerrood en sommigen zaten met hun steeltjes aan elkaar vast," zei ze. "Ze zijn best lekker, maar er zitten wel kleine pitjes in."
"Waren het niet gewoon kersen?" vroeg de buurman.
"Ehm..." zei de buurvrouw. Ze was even vijf tellen stil. Toen zei ze: "Dat zou heel goed kunnen."

maandag 12 april 2010

Maandag

Het was maandag en het was twaalf uur.
De sirene ging.
"Tsja," zei een kleuter, "het is weer de eerste maandag van de week."

zondag 11 april 2010

Zingen

We waren op visite en ik moest vertellen over het zingen. Dat ik de kinderen paasliedjes moest aanleren, terwijl ik helemaal niet kan zingen. Dat ik al heel vaak van kinderen te horen heb gekregen dat "het altijd zo grappig klinkt" als ik zing, of dat ze "altijd in de war raken als meester meezingt".
Maar dat is nog niet eens het ergste. Nu met die paasliedjes zongen de kinderen helemaal niet meer - ze keken me alleen maar met open mond aan en vergaten zelf te zingen. Ze konden niet geloven wat ze hoorden.
Dat vertelde ik dus en ik zei dat ik blij was dat alles tegenwoordig ook gewoon op cd stond. Dat ik die vanaf nu gewoon aanzette en zelf mijn mond maar hield.
Op de terugweg in de auto floot ik mee met Christina Aguilera. H. reed en zei dat ik wel heel mooi kon fluiten.
Ze vroeg of ik de auto even wilde inparkeren.
"Probeer het eerst zelf maar," zei ik. Ik beloofde dat ik niet zou lachen.
Het inparkeren mislukte jammerlijk, tot twee keer toe, maar ik had niet gelachen. Ik zei alleen maar: "Wat ik heb met zingen, dat heb jij met inparkeren - je kunt het gewoon niet, je hebt er geen gevoel voor."
We wisselden van plaats en ik parkeerde de auto in.
"Wat kun jij goed inparkeren," zei ze.
"Wat kun jij mooi zingen," zei ik.