donderdag 9 september 2010

Je kon er een draaimolen of een poppenkast kopen

Het was vrijdagmiddag en ze mochten een spel meenemen om in de klas te spelen. Ik had gezegd: “Doe maar een klein spelletje, zoals een pakje kaarten of Pim Pam Pet, of zo.” Maar die spelletjes bestaan tegenwoordig zeker niet meer, want ze kwamen met enorme dozen aanzetten. Twee kinderen speelden Stratego en ik keek even toe. Ze liepen gewoon door die twee plassen met water in het midden. Hún soldaten konden zwemmen, zeiden ze, toen ik ernaar vroeg. En bij een ontmoeting tussen twee poppetjes gebruikten ze getallen in plaats van de rangen. Dat ging zo:
“Wat is dat?”
“Een acht.”
“O, ik ben een vijf.”
“Dan heb ik gewonnen.”
Ik vroeg hoe ze aan die getallen kwamen.
“Die staan op de doos,” zeiden ze.
Dat klopte.
Bij het plaatje van een verkenner stond een 8 en bij de mineur stond een 5. Dat
betekende dat er voor elk team acht verkenners in het spel waren en vijf mineurs.
Ik probeerde ze dat uit te leggen, daar ben ik tenslotte voor, maar ze zeiden: “Nou,
wij spelen het nu zo.”
Ik liep naar het groepje dat Monopoly Junior speelde.
Dat werkt niet met straten, maar het speelt zich af op een kermis. Je kunt dan bijvoorbeeld een draaimolen of een poppenkast kopen. Erg goedkoop trouwens – voor twee euro heb je al een waterfiets.
Ze waren al tien minuten bezig, toen
ik vroeg: “Zitten er geen geldbriefjes bij dit spel?”
“O, jaaah!” riep het meisje dat het spel had meegebracht. “Dat ben ik vergeten uit te delen.”
Ze begonnen maar even overnieuw – nu mét geld.
“O nee! Hij haalt mij in!” zei een
jongen toen iemand anders zes gooide.
Het klinkt misschien betweterig, maar ik legde uit dat het geen race naar de finish was, maar dat het erom ging wie het meeste geld bij elkaar spaarde.
Maar ze hoorden het niet, want twee spelertjes hadden ruzie om geld. Iemand wilde met een briefje van twee en een briefje van één betalen, terwijl de ander liever een briefje van drie kreeg.
“Je mag zelf weten hoe je betaalt,” zei ik. “Als je twee bananen koopt bij de groenteman, zegt hij ook niet dat hij persé een twee-euro-munt wil, in plaats van twee losse euro’s.”
Nu lagen ze ineens helemaal dubbel van het lachen, terwijl ik het zelf wel een redelijk mooie vergelijking vond. Misschien kwam het door het woord bananen. Of
misschien vonden ze twee euro belachelijk duur. Ze dachten waarschijnlijk: “Daar
kan ik ook een waterfiets voor krijgen.”

Geen opmerkingen: