maandag 5 oktober 2015

Hij was niet plat

Het bovenbuurmeisje, dat wel eens op onze kinderen past, belde aan en ik deed open. Ze keek langs me heen de gang in.
     "Hoi," zei ze. "Slapen de kinderen al?"
     "Ja, die slapen al," zei ik. Het was negen uur 's avonds.
     "Eén van jullie katten is doodgereden," zei ze.
     Het duurde even voordat ik het verband had gelegd tussen slapende kinderen en doodgereden katten, maar het kwartje viel. Het was een meedenkende oppas.
     Ik liep mee naar het plaats delict en het was inderdaad geen prettig gezicht. Iemand had wat plastic over Harry gelegd om het tafereel te verbergen, maar goed, ik moest hem toch even identificeren en tilde het plastic op. Onze kat droeg zijn oogbollen altijd ín zijn kassen, maar voor de rest leek het inderdaad sprekend op Harry.
     "Ja, dat is 'm," moest ik toegeven. Ik legde het plastic weer over hem heen. De omstanders keken me heel meelevend aan.
     Een jongeman en een jongedame stapten naar voren en gaven me een hand.
     "Wij hebben hem aangereden," zei de jongen.
     "Het spijt ons verschrikkelijk," zei het meisje.
     En zo zag het er ook uit. Ze keken allebei erg ontdaan. Het sierde hen dat ze er nog bij stonden. Ze zeiden dat ze kattenliefhebbers waren en zelf ook een kat hadden. En dat het hen verschrikkelijk leek als je kat werd doodgereden. En ze zeiden nog eens hoezeer het hen speet. Ze zagen er zo ontdaan uit dat ik een paar troostende woorden wilde zeggen.
     "Jullie konden er niks aan doen," zei ik. En ook: "We hebben er thuis nog één." Maar dat laatste klonk eigenlijk helemáál niet zoals ik het bedoeld had.
     De dierenambulance kwam om hem op te halen. Ze vroegen of ik hem wilde laten cremeren of gewoon vernietigen. En of ik met mijn gezin nog langs wilde komen om afscheid van hem te nemen.
     "Natuurlijk fatsoeneren we hem dan," zei hij er snel achteraan, "zodat hij toonbaar is." De oogbollen van Harry waren hem niet ontgaan.
     Ik dacht er even over na en besloot dat ze hem mochten vernietigen en dat afscheid nemen niet nodig was. Ik zei dat we het morgen aan de kinderen zouden vertellen en dat een oranje kattenlijkje het niet per se gemakkelijker zou maken. Hoe zacht dan ook.
     De man van de dierenambulance vertelde dat er kosten verbonden waren aan hun aanwezigheid. Zesendertig euro voor het rijden en tien euro voor de vernietiging. De jongeman die Harry had doodgereden zei meteen dat hij dat ging betalen, wat hem nog meer sierde.
     "Bedankt," zei ik tegen hem. Maar ik was bang dat het misschien spottend had geklonken en daarom zei ik ter verduidelijking: "Niet voor het doodrijden, hoor. Maar voor het betalen."
     Het viel niet mee om de juiste woorden te vinden, zeker niet met al die omstanders die je de hele tijd meelevend aankeken.
     Na een tijdje was iedereen vertrokken. Omstanders weg, dierenambulance weg en Harry weg. Het stel en ik stonden op een lege straat. We gaven elkaar nog maar eens een hand en ze zeiden nog een keer hoe verschrikkelijk het hen speet. Ik zei nog maar eens dat ze er niks aan konden doen en liep toen naar binnen.

De volgende dag vertelde ik het slechte nieuws aan Morten en Wende. Niet meteen 's ochtends, maar na schooltijd. Ik zette wat roosvicee op tafel klaar en ieder een koekje. Toen ze rustig zaten zei ik: "Ik heb verdrietig nieuws. Harry is dood. Hij is gisteravond aangereden door een auto."
     Je moet er geen doekjes om winden - dat had ik ergens geleerd.
     "Hoe weet je dat?" vroeg Morten.
     Ik vertelde het verhaal vanaf het moment dat het bovenbuurmeisje aanbelde.
     "Hoe wist je dat het Harry was?" vroeg hij.
     "Dat zag ik," zei ik.
     "Was hij oranje en plat?"
     "Nee, hij was niet plat. Maar wel oranje. Het was echt Harry."
     Morten liet het nieuws even op zich inwerken. Ik had ingeschat dat hij er niet helemaal kapot van zou zijn en mijn vermoeden werd bevestigd.
     "Gelukkig hebben we er nog eentje over," zei hij. En: "Ik zou nu niet graag Harry willen zijn."
     Ik had ook ingeschat dat Wende het misschien niet in één keer zou snappen. Ook dat had ik goed.
     "Waar is Harry?" vroeg ze opgewekt.
     Ik legde het nog een keer uit en daarna nog een keer. Morten en Wende lieten het ieder op hun eigen manier en in hun eigen tempo op zich inwerken.
     "Mogen we nog een koekje?" vroeg Morten na een tijdje.
     "Ja, dat is goed," zei ik. "Maar willen jullie nog iets over Harry weten? Of willen jullie nog iets zeggen?"
     Morten schudde zijn hoofd.
     "Wil jij nog iets zeggen, Wende?"
     Wende keek me niet-begrijpend aan.
     "Sorry," zei ze.
     Het viel haar ook niet mee de juiste woorden te vinden.

Geen opmerkingen: